Kinderarmoede (deel 2): ‘Ouderschap als noodzaak’

Auteur: Wesley Jongen

Datum: 5-10-2023

Voor het tweede deel in de serie over kinderarmoede spraken we met Wim Goossens, expertdocent bij Zuyd Hogeschool. Wim is vanuit zijn functie bij Zuyd al vele jaren bezig met het thema ouderschap en bekijkt kinderarmoede dan ook primair vanuit dat perspectief. Daarnaast is Wim kartrekker van het leeratelier interprofessionaliteit, een lerend netwerk waar onderwijs, onderzoek en praktijk elkaar vinden en waarin vooral wordt gekeken naar de wijze waarop interprofesssionaliteit kan worden bevorderd vanuit meerdere perspectieven.

Welke rol speelt het thema kinderarmoede in uw werk?

“Ik bekijk het thema kinderarmoede in principe vanuit twee perspectieven: vanuit het ouderschapsperspectief en vanuit het perspectief van interprofessionaliteit. Wat dat eerste betreft ben ik bijvoorbeeld door de Publieksacademie Kinderarmoede gevraagd het ouderperspectief te belichten. Daar geef ik dan lezingen over. Verder ben ik betrokken bij het International Parent Centered Network, een samenwerking tussen zes hogescholen en één universiteit over het thema ouderschap. Vorig jaar is er in Vilnius een heel symposium geweest over ouderschap in stressvolle situaties. Eén van de thema’s die we daarin hebben meegenomen is armoede als stresssituatie van ouderschap. Op het vlak van interprofessionaliteit gaat het er bij een thema als kinderarmoede om dat organisaties vaak niet van elkaar weten wat ze doen. Zelfs op gemeentelijk niveau kwamen we tegen dat men vaak niet weet wie verantwoordelijk is voor welke fondsen.”

Wat betekent het om kinderarmoede vanuit een ouderschapsperspectief te bekijken?

“We leiden professionals nog veel te kindgericht op. Het feit dat we een Publieksacademie Kinderarmoede hebben, impliceert bijvoorbeeld al dat ouders vaak snel worden vergeten. Terwijl armoede juist een enorme impact op ouderschap heeft.” Wim benadrukt hierbij dat ouderschap niet hetzelfde is als opvoederschap. Daar waar opvoederschap over opvoedingsvaardigheden gaat, is ouderschap veel meer een identiteitsvraagstuk. “Ouderschap gaat over een besef van verantwoordelijk-zijn en maakt kwetsbaar. Een kind opvoeden in armoede, maakt ouders kwetsbaar en heeft impact op hun identiteit. Hier zou in de hulpverlening veel meer aandacht voor moeten zijn. Als ouders in armoedestress zitten, komen ze niet in de primaire metapositie om over de opvoeding van hun kinderen te praten en dus te reflecteren op hun ouderschap. En hoe kunnen we er als professionals voor zorgen dat ouders, ondanks hun armoedesituatie, dan toch trots blijven op hun ouderschap?” Bij Zuyd is er al als sinds 2013 in het onderwijs meer aandacht voor het thema ouderschap in het onderwijs, onder andere door het aanbieden van minoren, keuzemodules en onderzoekstrajecten.

Op welke wijze kan regionale, interprofessionele, samenwerking een bijdrage leveren aan het verminderen van kinderarmoede?

“Vanuit het leeratelier wordt er vooral gekeken wat er nodig is aan processen om interprofessionele samenwerking van de grond te krijgen. We hanteren hierbij vier invalshoeken. De eerste is het organisatieperspectief. In hoeverre staat de bestrijding van kinderarmoede bijvoorbeeld in de missie van een organisatie, of in hoeverre is het in de werkprocedures doordrongen, bijvoorbeeld bij het intakegesprek van een nieuwe cliënt? De tweede invalshoek is het samenwerkingsperspectief, zowel binnen als tussen de betrokken organisaties. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om belemmeringen zoals verschillende schotten of financieringsstromen in organisaties. Wat heb je dus nodig om die samenwerking te laten gedijen. De derde invalshoek is het professionele perspectief. Wat moet er aan competenties en attitude aanwezig zijn bij medewerkers om interprofessioneel samen te kunnen werken? Kom je bijvoorbeeld alleen naar een multidisciplinair overleg om je eigen discipline te slijten of om fundamenteel in gezamenlijkheid verantwoordelijkheid te dragen? De vierde invalshoek is het ervaringsdeskundig perspectief. Kunnen we ook anders leren kijken naar mensen in armoede, dan alleen maar dat het alleen maar mensen in een lastige, complexe positie zijn? Hierbij gaat het er dus om dat we ook meer leren te kijken naar de wensen, behoeften en krachten van mensen.”

Waaraan ontbreekt het in de landelijke aanpak van kinderarmoede volgens u nog?

“De aanpak is denk ik veel te gesegmenteerd. Daarnaast zouden we niet alleen naar compenserende maatregelen moeten kijken, maar juist ook veel meer naar de mechanismen die armoede veroorzaken. Tenslotte, met alle respect voor kinderarmoede, maar we moeten ook voldoende aandacht hebben voor de ouders die moeten struggelen met armoede. Het Nederlands Jeugdinstituut zou wat mij betreft dan ook het Nederlands- Ouder- en Jeugdinstituut mogen heten.”

Meld u aan en ontvang elk nieuw bericht meteen in uw inbox!

We spammen niet! Lees ons privacybeleid voor meer info.