Jeugdzorg in de knel? Een beschouwing vanuit de (lokale) politiek (deel 4)

Auteurs: Gijs Hodenius & Wesley Jongen

Datum: 20-7-2022

Sinds de decentralisatie in 2015 is er veel te doen geweest rondom de jeugdzorg. Op 15 maart dit jaar was er nog een demonstratie in Den Haag. Genoeg redenen dus om een reeks interviews te houden om deze rumoerige sector beter in beeld te brengen. In dit vierde en laatste artikel staat het interview met Harry Coenen, wethouder in Voerendaal, en Miriam Ooijen, manager maatschappelijke ontwikkeling bij de gemeente Voerendaal, centraal.

Hoe kijkt u aan tegen de geplande bezuinigingen?

Harry Coenen: “Ik denk dat ik er niet veel anders tegenaan kijk dan mijn collega’s. In 2015 is een hele hoop door het Rijk gedecentraliseerd naar gemeenten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dat niet alleen een functionele overbrenging van taken was, maar ook een financiële slag, een bezuinigingsronde met het idee dat als gemeenten het doen, het goedkoper kan. Dat blijkt dus in de praktijk niet zo te zijn. Integendeel. De vraag naar jeugdzorg stijgt in het hele land. Je ziet dat de zorg niet alleen toeneemt, maar ook langer duurt. Dat heeft met corona te maken. Maar ook in de voorgaande jaren zag je een gestage groei van aantallen en dat brengt dus meer kosten met zich mee. En dan moet je als gemeente heel inventief zijn om die kosten ergens vandaan te halen. Nu hebben wij als Voerendaal makkelijk praten, tussen haakjes, omdat de aantallen redelijk beperkt zijn, maar ook bij ons is het zo dat de kosten toenemen en je krijgt daar minder voor van het Rijk. Wij zeggen in principe: ieder kind, iedere jeugdige die zorg nodig heeft, zal die zorg krijgen en dan moeten we maar kijken hoe we het doen. We gaan niet zeggen a priori dat iemand de zorg niet krijgt omdat we de centen er niet voor hebben. Dat doe je in een ziekenhuis ook niet.”

U geeft aan het allemaal noodzakelijke trajecten zijn. Maar in eerdere gesprekken over de bezuinigingen kwam juist het argument naar voren dat sommige zorg niet nodig is. Hoe denkt u hierover?

Miriam Ooijen: “Twee perspectieven die allebei waar kunnen zijn. Je hebt het perspectief van de individuele burger die worstelt met alle ingewikkelde dingen in de samenleving van vandaag de dag en het feit dat die daar zijn kinderen moet opvoeden en kinderen over al die hobbels heen moeten met alle onzekerheden die er zijn. Kinderen moeten binnen een vrij smalle bandbreedte een opleiding volgen en dat is niet voor ieder kind weggelegd. Als je vanuit dat perspectief kijkt, is het heel logisch dat er zoveel vraag naar jeugdhulp is. Mensen moeten geholpen worden het te redden in deze samenleving. Er zijn veel complexe scheidingen bijvoorbeeld. Het andere perspectief is dat als je zo doorgaat als samenleving, met maar voor ieder probleem een oplossing binnen de professionele jeugdhulp proberen te vinden, je het op de lange termijn niet meer redt. Want dan ga je zoveel geld aan zorgkosten maken en de vraag is of de problemen dan zijn opgelost.”

Bij veel gemeenten steeg de vraag naar zorg naar de decentralisatie. Was dit bij Voerendaal ook het geval? En als dat niet zo was, hebt u daar een verklaring voor?

Miriam Ooijen: “Het is toen niet meteen toegenomen. Het was een vrij vlakke lijn. We zien nu in de periode 2020-2021 een flinke stijging. Het viel bij ons ook op dat het aantal niet meteen begon te stijgen zoals in andere gemeenten. Als verklaring kan genoemd worden dat Voerendaal een kleine gemeente is en we een relatief hoogopgeleide bevolking hebben. De sociaaleconomische structuur is anders. Er waren relatief minder problemen. Maar ten gevolge van corona zien we nu echt verdichte problematiek en groeiende zorgvraag.”

Harry Coenen: “Een andere reden zou onze aanpak kunnen zijn, namelijk de gezamenlijk aanpak met Heerlen en Landgraaf sinds 2018 om de open eindfinanciering los te laten en te gaan werken met een resultaatsturing. Wij hebben gezegd dat we een paraplu willen hebben van jeugdzorginstellingen, een coöperatie met daaronder een aantal onderaannemers. Even zwart-wit gezegd: hier heb je een zak met geld en daar moet je het mee doen. En dat zorgt er misschien ook weer voor dat er minder stijging is, omdat zo’n organisatie het een beetje efficiënt wil organiseren. Het gaat hier om de opdracht, het organiseren van de hele Basishulp Jeugd, een combinatie van preventieve activiteiten en ambulante jeugdhulp en deze opdracht moet uitgevoerd worden met een lumpsum bekostiging en resultaatsturing.”

Dus als ik het goed begrijp, hebben jullie zo ook een ander veel genoemd probleem, het hoge aantal aanbieders, opgelost?

Harry Coenen:  “Dat was een van onze problemen, dat er 300 aanbieders in Zuid-Limburg waren of zijn en toen zagen ouders en ook de gemeente door de bomen het bos niet meer. Het is heel moeilijk, als je een dergelijk groot aantal aanbieders hebt, om daar enige sturing op te houden. Dus we hebben op enig moment gezegd dat we dat willen beperken en we nog wel alles willen aanbieden maar dan met 35 aanbieders in plaats van 300 waarmee je wel het hele pakket dekt. Dat hebben we in 2018 in gang gezet. Dat is toen aanbesteed. En dat draait nu middels JENS, Jong en Sterk. Die organisatie, dat blijkt ook nu, behaalt onder deze constructie goede resultaten. Dat wil niet zeggen dat ze geen tekorten hebben want die hebben ze wel, maar veel minder groot dan in andere delen van het land. Dus het werkt kennelijk wel. Dichtbij huis en school organiseren, in de wijk, groepsgebonden, nou al dat soort dingen om te voorkomen dat ze uiteindelijk in zwaardere trajecten moeten komen. Dat werkt. Daarbij zien we dat ouders en jeugdigen de hulp krijgen die ze nodig hebben, maar dat het wel vaak op een andere manier georganiseerd wordt.”

Eerder hadden we het al over decentralisatie. Hoe kijkt u hier tegen aan? Had dit beter niet kunnen gebeuren of zitten er toch duidelijke voordelen bij?

Harry Coenen: “Ik denk dat het door het op deze manier te doen, even los van het financiële probleem, je het dichterbij kunt organiseren. Als gemeente hebt je natuurlijk toch kortere lijnen. Ik denk dat het zijn voordelen kan hebben. Maar dan moet er ook boter bij de vis komen. Ik vind niet dat je als gemeente gezegd kunt krijgen “los het maar op en de centen, zie maar hoe je het doet!”. Nu chargeer ik het een beetje. Terwijl de andere kant ook waar is. Je kunt niet blijven plussen en dan zul je naar creatieve oplossingen moeten zoeken. Ik denk dat dat op gemeenteniveau voor de hand liggender is dan als je dat centraal zou doen, omdat je de aanbieders, zeker de grotere partijen, kent.”

Miriam is het hiermee eens en noemt enkele voorbeelden, maar zeer specialistische kennis had beter op landelijk niveau georganiseerd kunnen blijven, omdat gemeentes daar niet genoeg kennis voor hebben. 

We hebben het er al een paar keer over gehad, maar waardoor komt dan in Voerendaal die toename in jeugdzorgvraag?

Miriam: “Wat we hier in Voerendaal zien, is niet zozeer dat veel meer mensen instromen, maar juist dat ze langer in de zorg blijven en niet meer uitstromen. Door corona is de complexiteit van de vragen echt toegenomen. Mensen hebben het echt zwaar gehad. Ook doordat het allemaal zo lang heeft geduurd en het gebrek aan perspectief. We hebben echt een heel aantal depressieve jongeren en die kunnen we niet loslaten en die worden dan ook niet losgelaten, maar daardoor zijn ze langer in de zorg.”

Bedankt voor het lezen en mocht u vragen of opmerkingen hebben, aarzel dan niet om ons te contacteren.

Meld u aan en ontvang elk nieuw bericht meteen in uw inbox!

We spammen niet! Lees ons privacybeleid voor meer info.